Parochie
De kerkelijke indeling in vroeger jaren.
Het is niet helemaal duidelijk hoe Onderdijk in vroegere jaren kerkelijk was ingedeeld. Uit historische geschriften is een aanknopingspunt te halen vanaf begin 1600. Toen werd Wervershoof, vanaf de Hervorming verstoken van een eigen priester en daarom slechts bediend door rondtrekkende geestelijken, kerkelijk ingedeeld bij Medemblik. Gelijktijdig werd ook Oostwoud bij Medemblik gevoegd. In 1626 kwam in die situatie echter een ingrijpende wijziging. De katholieken van Wervershoof en Oostwoud gingen toen namelijk over tot het stichten van een eigen katholieke gemeente, zulks samen met die van de Bangert en van Broekoord. (deel van Andijk). Later, doch in elk geval voor 1639 heeft Onderdijk zich daarbij gevoegd.
Deze nieuwe parochie beschikte over een drietal “schuil of sluipkerkjes” waarvan er één stond aan de Lagendijk (Simon Koopmanstraat), één in de bangert (Andijk) één in Broekoord (Andijk). Iedere kerk had zijn eigen administratie en zijn eigen kerkmeesters of kerkvoogden. Het bleek in het begin niet eenvoudig te zijn om priesters te behouden, hetgeen blijkt uit het gegeven dat in 1629 (drie jaar na de stichting) al de vijfde pastoor werd benoemd. Het liep echter allemaal niet zoals het zou moeten. De afstand die met name de katholieken van Oostwoud, Onderdijk en Andijk moesten afleggen waren nogal lang. Zeker gezien de zeer primitieve wegen. Onderling ging het in de katholieke gemeente overigens ook al niet best, vooral omdat er drie afzonderlijke administraties waren en men niet bereid was elkaar ook financieel te steunen.
Pastoor Johannes Coeleman, herder van 1781 tot 1795, heeft zich erg ingezet om de onenigheid weg te nemen wat betreft het bestaan van de drie schuilkerkjes. Hij stelde pogingen in het werk om deze drie kerkjes op te heffen en daarvoor in de plaats, in het midden van Wervershoof, een grote nieuw kerk te bouwen voor de gehele statie. De katholieken van onder andere Onderdijk waren het daar niet mee eens. Als bezwaar gaven ze aan dat de afstand te ver zou zijn. Volgens Pastoor Coeleman was dit geen bezwaar omdat die afstand aanmerkelijk zou worden bekort door de aanleg van een “kerkepad” over het land van Weduwe Wortel. (land geschonken aan de kerk). In 1805 was de kerk (op de plaats waar nu de pastorie en de oude Schoof is) in Wervershoof gereed. Het gebouw droeg echter wel de sporen van een compromis. Het kende namelijk twee ingangen: één voor de Onderdijkers aan de noordzijde, en één voor de andere gelovige.
Rond 1868 begon de behoefte aan een grotere kerk in Wervershoof te groeien. In 1874 werd de eerste steen gelegd en in december 1876 werd de nieuwe kerk in Wervershoof overgedragen aan het kerkbestuur. Op dat moment hadden de parochianen van Onderdijk al verschillende pogingen ondernomen om te komen tot een eigen parochie, maar dat was steeds geweigerd door de bisschop van Haarlem. Het in 1870 opgerichte comité tot stichting van een nieuwe parochie bestond uit: Jacob Zwart, Jan Laan en Piet Bakker. Spoedig werd er contact gezocht met architect Asseler. De kosten werden begroot op F 36.000,- Voor het geval die kerk niet haalbaar zou zijn gaf de architect nog een bescheidenere mogelijkheid aan. Kosten F 19.561,- Toen het resultaat van de financiële intekeningen van de parochianen binnen was stelde het comité een plechtig verzoekschrift op aan de bisschop van Haarlem. Pastoor van Maaseland uit Wervershoof kreeg het negatieve antwoord van de bisschop. Diverse brieven gaan naar het bisdom. Zelfs het comité is op bezoek geweest bij de bisschop. Het mocht niet baten. Dit was dan het dramatisch einde van een zo hoopvol begonnen poging om Onderdijk een eigen parochie met kerk en pastorie te geven.
Tussen 1902 en 1909 herhaalde zich in kleinere omvang eenzelfde geschiedenis. Wederom weer met een negatief antwoord uit Haarlem. In die tijd werd wel een perceel land aangekocht, bestemd voor de bouw van de toekomstige kerk en pastorie. Omdat de commissie (bouwcommissie van Onderdijk) nog geen rechtspersoonlijkheid bezat, moest dit perceel op naam worden gezet van het kerkbestuur van Wervershoof.
Op 1 juli 1918 werd de Weleerwaarde Heer Gerardus Theodorus van der Meer benoemd tot kapelaan van Wervershoof, met de opdracht het stichten van een nieuwe parochie in Onderdijk. Afgesproken werd dat op 12 juli 1918 de eerste vergadering van de commissie zou plaats hebben onder voorzitterschap van kapelaan van der Meer. De commissie bestond uit de volgende leden: Nicolaas van Velzen, Nicolaas Bakker, Jacobus Wever, Jacobus Hetsen, Meindert Keizer, Simon de Boer, Johannes Mol en Jacobus Stavenuiter. De eerste commissievergadering leverde al meteen een teleurstelling op voor de bouwpastoor. Hij had namelijk van gehoord dat er al zo’n F 20.000,- zou zijn ingezameld, doch dat bleek in wekelijkheid slechtst F 8.000,- te zijn en 2 akkers van de Nessepolder. Alle gezinshoofden weden op 19 juli uitgenodigd voor een vergadering in huize Cornelis Schouten. Om half acht sprak pastoor van der Meer de aanwezigen toe met de volgende preek.
“dat ik hier welkom ben heeft bij niemand minder dan de Bisschop zelf beduid. Mgr. Callier heeft bij gezegd, Mijnheer U wordt met open armen ontvangen en ze zullen u op de handen dragen. Dat ik hier welkom ben zie ik duidelijk aan deze voltallige opkomst en aan de blijke gezichten. Ook ik heer U – als toekomstige parochianen – van harte welkom op deze eerste kerkelijke vergadering, waarop wij gaan spreken over de grootse taak die u en mij wacht: een parochie stichten. Voorwaar een reuze zorg die door uw krachtige steun verlicht moet worden. Het zal grote offers vragen. Van u veel geldelijke offers en van mij veel zorgen. Maar deze offers brengt gij met liefde, dat weet ik, en ge zou het met de éér van Onderdijk in strijd achten als u eerste pastoor stad en land moest afbedelen om hier in Onderdijk een kerk te bouwen. (Applaus!!) Dus gij wilt helpen, welnu dan een voorbeeld. Schrikt niet, ik schrik ook niet. Of liever eerlijk gezegd, ik schrok wél toen ik dien benoemingsbrief zag maar die schrik is voorbij nu ik uw goede wil zie en uitzicht heb op uw aller steun. Er zij hier mensen die nu een jaarlijks inkomen hebben van F 4.000,-. Welnu, die moesten het nu maar eens met f 3.000,- doen en F 1.000,- geven voor de kerk. Zij die F 3.000,- of F 2500,- inkomen hebben laten die u eens F 500,- geven. Men kan dan toch wel leven en zo naar verhouding. O ja, hoor ik, maar ik heb zoveel kinderen! Juist hoe meer kinderen, des te meer moet u geven! Dan zorgt ge voor uw kinderen, die nu nooit in de week de H. Mis bijwonen, alleen zondags ter Communie gaan en wier godsdienstige opvoeding u veel te wensen overlaat. Het is beter om uw kind met F 1.000,- minder maar met een gelovige opvoeding de wereld in te zenden dan met F 1.000,- meer en zonder, of althans met een mindere godsdienstige opvoeding. Maar wij, volwassenen, zo hoor ik, wij kunnen best een eind lopen naar Wervershoof! O ja, kunnen maar weest eens eerlijk: doet ge dat ook? Hoeveel mannen komen nu in de week in het Lof? En hoeveel zondags ‘s middags in de vespers? (vanuit de aanwezigen wordt geroepen: “Zo goed als geen één!”). En ouden van dagen vroegen aan mij ”Wat heb ik nu nog aan die kerk? Wat gij, ouden van dagen er aan hebt? Ziet eens, en dat is meer dan duizend gulden waard, gij hebt duizend kansen minder om zonder bediening de wereld uit te gaan. Nu moet men eerst een half uur op die kwartie3r ver om de dokter te halen, dan weer even ver om de geestelijke te roepen, en eer deze bij u is zijt ge wellicht juist heen gegaan naar de eeuwigheid. Maar als er een kerk is, is de priester vlak bij u. Wat een geruststelling op de oude dag! Och kom, zal ik u eens wat zeggen? Met geld gaat het aldus: vandaag F 10,- morgen F 100,- overmorgen F 1000,- en nooit hebben we genoeg. Maar zulke mensen genieten niet van hun geld en leven nooit gelukkig. Zij leven arm en ontevreden verder. Ik zeg u, profiteert van uw geld. Doe er goede werken mee. Dat geld volgt u dan ook aan gene zijde van het graf en zal u een overvloedige rente opleveren in de eeuwigheid. En dan nog iets. We rekenen zelf in de regel te veel en laten Gods rekening buiten spel. Misrekend! Een of twee slechte jaren en weg is uw geld. Weest royaal voor God en God zal mild zijn voor u. Laat Onderdijk er trots op gaan om na veertig jaar worstelen, eindelijk toch een parochie te hebben. En denkt er aan: EER VERPLICHT TOT OFFERS!!!(applaus).
Hulpkerk, Vereniging gebouw en Pastorie.
Na deze preek kon worden overgegaan tot het benoemen van een bouwcommissie. Deze bestond uit Nicolaas van Velzen, Nicolaas Bakker, Jacob Hetsen en Jacob Wever. Op 2 augustus 1918 werd de bouwcommissie officieel benoemd. Eindelijk was men dan zo ver om zelf de handen uit de mouwen te kunnen steken. Architect Jos Bekkers uit Amsterdam kreeg opdracht om nog voor de winter een bouwplan te vervaardigen. Over de plaats waar de nieuwe hulpkerk zou moeten komen, was met het nog niet direct eens. Het werd de Nessepolder of de vlietkant. Deze laatste optie was echter F 30.000,- duurder. Gekozen werd voor de Nessepolder nadat er nog een klein strookje grond bijgekocht hoefde te worden aan de zuidkant. Half maar 1919 wordt met de bouw van een vereniging gebouw, pastorie en sacristie begonnen. J. Windt uit Medemblik was met F 75.933 de laagste inschrijver. Het was de bedoeling om de gebouwen te plaatsen op een gewapend betonfundering maar bij nader inzien kwamen de architect en de aannemer tot de conclusie dat dat zeker voor de pastorie, niet voldoende was. Besloten wordt om de pastorie wel te onderheien en de rest niet. 100 palen van 11 meter lang werden de grond ingewerkt. Meerkosten F 2.650. De inventaris van de kerk werd beetje bij beetje bij elkaar gesprokkeld. Veel paramenten werden ontvangen van “De Vereniging van het H. Sacrament voor behoeftige kerken”, terwijl de pastoor veel ornamenten zoals kandelaars, cibories, tabernakel-troon en dergelijke, persoonlijk bij elkaar verzamende. In Oktober waren de bouwwerken klaar en deed de pastoor zijn intreden in zijn nieuwe parochie. De leden van de bouwcommissie werden verzocht om het kerkmeesterschap te aanvaarden. Nic van Velzen bedankte daarvoor. Hiervoor in de plaats kwam Meindert Keizer.
15 oktober 1919 werd een echte feestdag. De harmonie speelde haar feestmarsen. De optocht van ruiters te paard, versierde fietsen, een 100-tal wit geklede bruidjes, rijtuigen en een open Landauwer voor de pastoor, ging van Wervershoof naar Onderdijk. Enorme hagelbuien en stormwind zorgde ervoor dat de optocht vroegtijdig werd gestaakt. De nieuwe kerk werd ingezegend door Deken A. Vergeer die ook het eerste lof celebreerden en uiteraard de nieuwe pastoor installeerde. Op 26 oktober volgde de wijding van de kruisweg, terwijl op 29 oktober 1919 het nieuwe kerkhof werd ingezegend. Het kiezen van de naam Gerardus Majella is vooral een zaak geweest van pastoor van de Meer. Zijn eerste doopnaam was tenslotte Gerardus.
De jaren verstrijken, en sommige mensen vinden de hulpkerk te klein. Pastoor van de Meer ziet dat anders. Er zijn nogal wat “staanders” (mensen die geen plaatsengeld betalen) en mensen van de Lagendijk die naar onze kerk komen. Voor lui, die geen cent voor de zaak over hebben en voor vreemdelingen kun je geen nieuwe kerk bouwen en op een grote schuld gaan zitten. Op dat moment zit er in het nieuwbouwfonds al een aardig sommetje van F 60.000,- Na bijna 7 jaar van hard werken verlaat pastoor van der Meer, de eerste pastoor van Onderdijk, zijn dankbare parochianen. Hij wordt opgevolgd door pastoor Vijverberg. Hij is een groot voorstander van een spoediger bouw van de nieuwe kerk. Dit ook omdat de hulpkerk tekenen van verzakking gaat vertonen omdat er niet op palen is gebouwd. Tijdens de vergadering van het kerkbestuur op 6 mei 1926 werd besloten ( de pastoor heeft nogal stevig zijn mening doorgeduwd) om zo spoedig mogelijk te starten met de bouw. De definitieve goedkeuring is op 25 mei 1928 ontvangen van de Bisschop van Haarlem. Aannemer J. Windt, die ook de vorige bouw realiseerde krijgt de opdracht voor een bedrag van F 80.547,- Op 6 augustus 1928 wordt met de bouw aangevangen. Er werden 241 betonpalen van 14 meter lengte de grond geheid en daarop werd de fundering van gewapend beton aangebracht. De eerste steenlegging kon op 28 november1928 plaatsvinden. De winter van 1928-1929 was buitengewoon streng. Eind december 1928 wordt de bouw stopgezet. Pas half maart 1929 kon het werk weer worden hervat. Eind juni kwam deken V.M Jockbloed uit Medemblik de consecratie verrichten van de drie nieuwe kerkklokken. Deze klokken zijn geschonken door een drietal milde gevers uit Amsterdam, Naaldwijk en Rotterdam. Op 1 juli worden de klokken in de toren gehesen, op 15 juli werd het kruis op de toren geplaatst, terwijl op 24 juli de klokken voor het eerst hun feestelijke tonen uitstrooiden over de gemeenschap.
17 september 1929 Groot Feest.
De plechtige consecratie van de nieuwe kerk. Overal wapperden de vlaggen en langs de weg stonden groepjes mensen de komst van Mgr. Aengenent af te wachten. De bisschop werd bij de kerk opgewacht door pastoor Vijverberg. Het koor zong op stemmige wijze het “Ecce Sacerdos” en daarna zongen de kinderen een welkomstlied. Vroeg in de morgen begonnen de consecratieplechtigheden. Om 9 uur, de kerk zat helemaal vol, droeg de Bisschop een pontificale Hoogmis op. Daarbij werd hij geassisteerd door Deken Jonckbloed, Pastoor Karskens van Wervershoof, pastoor van Eg van Obdam, en pastoor van der Meer uit Rotterdam. Na de plechtigheden hield de bisschop een toespraak waarin hij zei dat het een dag van blijdschap en vreugde was. “ God heeft dit kerkgebouw heden overvloedig gezegend en daardoor de kroon op het bouwwerk gezet. Die zegen wil God dagelijks opnieuw over u uitstorten als ge hier in dit kerkgebouw komt, dat een troon van hemelse zegening is”. Na de plechtigheid volgde de officiële receptie, waarbij pastoor Vijverberg de bisschop dankte voor zijn gewaardeerde komst naar Onderdijk. Pastoor Vijverberg was zeer verheugd met de bouw van de nieuwe kerk. Hij bood aan om het hoofdaltaar aan de kerk te schenken, op voorwaarde dat hij tot zijn dood over het bedrag 4 1/2% rente per jaar zou ontvangen, en dat er na zijn dood gedurende 25 jaar, 2x per jaar, tot zijn intentie, een H. Mis zou worden opgedragen.
Het oud kerk-vereniging gebouw werd in maart 1930 gesloopt.
De eerste doop, huwelijk, overledenen.
Doop oude kerk:
20 oktober 1919 Gerardus Majella Visser, zoon van Cornelis Visser en Catharina Weel.
Doop nieuwe kerk:
22 september 1929 Gerardus Theresia Koomen, zoon van Volkert Koomen en Divera de Vries
Huwelijk oude kerk:
28 april 1920 Gerardus Tiet en Gertrudis Maria Brandsen.
Huwelijk nieuwe kerk:
23 oktober 1929 Johannes Cornelis Kielder en Everdina Jacoba van Deenen.
Overledenen:
Datum onbekend Antonius Haakman echtgenoot van Divera Nieuweboer.
Hoe “Eigen” is een kerkgebouw?
In Onderdijk is hard gevochten soms blijkbaar zelfs letterlijk, voor de eigen parochie en voor een eigen kerk. Het is wel vermakelijk dat pastoor Pieterse van Wervershoof in 1938 (bijna twintig jaar nadat de eerste hulpkerk met pastorie was gerealiseerd) tot de ontdekking kwam dat de kerk, de pastorie, de tuin enz. van de parochie Gerardus Majella te Onderdijk bij het kadaster nog op naam stonden van het kerkbestuur van Wervershoof. Hoe eigen is dan een eigen kerk?
Toen de bouwcommissie van Onderdijk grond kocht voor de bouw van de toekomstige kerk, deze commissie geen rechtspersoonlijkheid bezat. Om die reden werd het betreffende perceel tien toegevoegd aan de eigendommen van de parochie van de H. Werenfridus. Blijkbaar heeft later niemand er aan gedacht om dat te corrigeren. In 1938 werd de situatie “geen gezonde toestand genoemd”. Vooral niet voor het kerkbestuur van Wervershoof want die had al gedurende 16 jaar de lasten voor dat eigendom betaald. F950,- Wervershoof en Onderdijk kwamen overeen dat alles kadastraal op naam zou moeten worden gezet van het kerkbestuur van Onderdijk. Maar zo makkelijk ging dat niet. Wanneer die overdracht namelijk zou moeten geschieden op basis van de geschatte waarde dan zouden de kosten van overschrijving zeker F 2000,- gaan bedragen en dit kwam de parochie van Onderdijk financieel niet erg gelegen. Er werd een onderhoud aangevraagd met de Ontvanger der Successierechten te Hoorn, waarna op diens advies, op 14 juli 1938 een verzoek werd gedaan aan de toenmalige minister van financiën C.P. de Wilde op de “koopprijs” te bepalen op F 1,-. De minister stemde gunstig, zodat alles toen pro memorie in eigendom is overgegaan van de parochie Onderdijk. Daarbij valt nog aan te tekenen dat pastoor Pieterse geen teruggaaf wilde van de in die 16 jaar door de parochie van Wervershoof betaalde lasten. Uiteindelijk kostte deze hele transactie Onderdijk slechts F 40,-.
Het reglement op de verhuur van kerkbanken van 1919.
De bankenverhuur was in vroeger jaren een belangrijke aangelegenheid. Vandaar dat daarvoor ook een reglement werd vastgesteld.
“De plaatsen worden verkocht tot aan de bouw van de nieuwe kerk. Degenen, die geen plaats hebben, betalen bij iedere verplichte godsdienstoefening 10 centen. Alleen inwonende huisgenoten mogen gratis plaats nemen op één van de plaatsen van de andere inwonende huisgenoten. De 1e mannenbank blijft gereserveerd voor het kerk-en armbestuur. Van de vrouwenbanken doen de eerste vijf banken F 7,- huur per jaar te betalen telkens op 15 oktober. Hetzelfde geld voor de volgende vijf banken welke F 6,- kosten. De zes laatste banken kosten F 5,- huur. Van de mannenbanken doen de eerste vier banken (de 1e bank niet meegerekend) F 7,- huur, de vijf volgende F 6,- en de vijf laatste banken F 5,- huur per jaar. Ook te betalen op de 15e oktober. Bij overlijden of vertrek uit de parochie vervalt de plaats aan de kerk”.